Schouderinstabiliteit

Schouderinstabiliteit

De schouder is het meest beweeglijke gewricht van ons lichaam. Daardoor kan de arm, met daaraan de hand, in veel posities worden gebracht en kunnen wij hoog en laag reiken en bijvoorbeeld iets weggooien. Soms echter komt er een te grote kracht op de schouder waardoor deze uit de kom schiet. We noemen dat uit de kom schieten luxeren.

Bouw van de schouder

De schouder wordt gevormd door de bovenarm, het schouderblad en het sleutelbeen. De kop van de bovenarm (humerus) beweegt in een kleine kom die vast zit aan het schouderblad (scapula). De kom wordt wat vergroot door een ring van bindweefsel (het labrum). Om de kop in de kom te houden worden zij samen omgeven door een gewrichtskapsel. Dit is een soort jasje van bindweefsel. Direct buiten dit kapsel ligt een
aantal spieren die de kop met enige kracht in de kom drukken. Deze
spieren vormen bij de aanhechting aan de kop één peesblad en worden
gezamenlijk de rotator cuff genoemd.

Mogelijke oorzaken van luxeren

Vaak gebeurt het luxeren bij sporten, maar het kan ook gebeuren bij een onhandige val. Een andere oorzaak is dat er kleine, herhaalde bewegingen in de uiterste stand optreden, microtraumata, bijvoorbeeld bij zwemmers of bij honkbalwerpers. Het gewricht wordt dan iedere keer een beetje beschadigd en het kapsel gaat steeds losser zitten. Op een gegeven moment wordt het kapsel zo ruim dat de kop bijna of geheel uit de kom schiet. Mensen met erg soepele gewrichten hebben een grotere kans op het luxeren van de schouder.

Zijaanzicht beschadiging van het labrum

Behandeling zonder operatie

Een schouderluxatie is erg pijnlijk en de schouder ziet er abnormaal uit. Een geluxeerde schouder moet in het ziekenhuis op de afdeling Spoedeisende Hulp weer worden ‘gezet’. Daarbij worden röntgenfoto’s
gemaakt om te kijken of de schouder niet is gebroken. Een geluxeerde schouder kan de zenuwen beschadigen rondom het schoudergewricht.
Als deze zenuwen zijn opgerekt, zal er aan de buitenzijde, net onder de punt van de schouder, een dove plek op de schouder zijn. Verschillende
spieren rondom de schouder zullen verzwakken totdat de zenuwen weer genezen zijn. De verzwakking is meestal tijdelijk.

Hoe jonger u bent bij de eerste luxatie, hoe groter de kans dat het op latere leeftijd nog een keer gebeurt. Als een schouder bij de minste beweging al luxeert noemen we dat een habituele schouderluxatie. Een
veel voorkomende positie is als de arm een beweging maakt van een bovenhandse worp. De schouder kan volledig uit de kom schieten of in bepaalde posities slechts gedeeltelijk uit de kom gaan,

dit noemen we subluxeren. Een subluxatie geeft een scherpe pijnsensatie, alsof er geknepen wordt in de schouder. Dit veroorzaakt een situatie waarin men angstig is om de schouder in bepaalde hoekstanden te belasten en men vertrouwt de schouder niet meer. Vaak wordt in eerste instantie geprobeerd de schouder met oefeningen weer stabiel te krijgen. Maar uiteindelijk kan het nodig zijn om de schouder met behulp van een operatie stabiel te maken.

Behandeling met operatie

Uw arts heeft u geadviseerd om de stabiliteit van uw schouder te herstellen door het kapsel iets in te korten en opnieuw te bevestigen aan de schouderkom. Deze ingreep wordt door middel van een kijkoperatie uitgevoerd. In bepaalde gevallen is het beter om via een open operatie het kapsel strakker te zetten of moet met een extra stuk bot de voorrand van het kommetje verstevigd worden. Tijdens het gesprek op de polikliniek is met u besproken welke voorbereidingen voor de operatie nodig zijn, wat er gebeurt tijdens de operatie en wat de nabehandeling inhoudt.

Diagnose

In eerste instantie wordt er een lichamelijk onderzoek verricht. Hoe is de beweeglijkheid van de schouder? Is er pijn, en bij welke stand of beweging? Is er angst dat de schouder nog een keer luxeert? Verder onderzoek vindt plaats door het maken van röntgenfoto’s en een MRI. Bij een MRI wordt contrast in het gewricht gespoten waarna met behulp van een MRI bekeken wordt of het kapsel aan de voorkant van
de schouderkom is losgescheurd. Wanneer het kapsel is losgescheurd, spreekt men van een Bankart laesie, soms scheurt er tevens een stukje bot mee van de schouderkom.

Voorbereiding op de operatie

Vóór de opname in het ziekenhuis wordt u, afhankelijk van uw leeftijd en eventuele andere aandoeningen poliklinisch onderzocht door de
internist en soms door de longarts of cardioloog. Verder wordt er bloedonderzoek verricht en worden, als daar aanleiding toe is, een ECG (hartfilmpje) en zo nodig een longfoto gemaakt. Dit is nodig om u lichamelijk zo goed mogelijk op de operatie voor te bereiden en zo de kans op problemen zo klein mogelijk te maken. Meer informatie over de voorbereiding op de operatie verkrijgt u op de
Propon-poli.

Anesthesie (verdoving)

De operatie vindt plaats onder algehele verdoving. Meestal wordt er nog een plaatselijk verdoving bijgegeven. De anesthesioloog
bespreekt de vorm van verdoving met u vóór de operatie. Tijdens dit gesprek worden eventuele gezondheidsproblemen die van invloed kunnen zijn op de verdoving besproken

Operatie

De operatieve behandeling is afhankelijk van de aard en de ernst van de afwijkingen in de schouder. Door vooruitgang in kennis en vaardigheden en het ontwikkelen van speciaal instrumentarium is doorgaans een ingreep via een kijkoperatie (arthroscopie) mogelijk. De ingreep wordt dan uitgevoerd via een aantal kleine steekgaten, zodat er
geen groot litteken zal ontstaan. Een kijkinstrument (arthroscoop) wordt aan de achterzijde in de schouder gebracht. Via een videocamera
wordt het beeld vanuit de schouder op een televisiescherm vergroot weergegeven. Via de andere steekgaten kunnen instrumenten in de schouder worden gebracht waarmee de ingreep wordt uitgevoerd.

De orthopedisch chirurg kan het losgescheurde en vaak uitgerekte kapsel en labrum door middel van ankertjes weer vastmaken aan het bot van de kom. Als het kapsel alleen is opgerekt of als een eerste operatie de schouder onvoldoende stabiel heeft gemaakt kan het nodig zijn om via een open operatie het kapsel strakker te zetten (capsular shift). Ook kan het soms nodig zijn de voorrand van het kommetje te verstevigen met een extra stuk bot (laterjet-procedure).

Na de ingreep wordt er een verband en een sling aangelegd. De sling moet voorkomen dat u ongecontroleerde bewegingen maakt met uw bovenarm.

Na de operatie

Na de operatie brengen we u naar de uitslaapruimte (recovery). De verpleegkundigen houden uw ademhaling, polsslag en bloeddruk in de gaten. In het geval van algehele anesthesie maken we u op de
operatietafel wakker. In de uitslaapkamer wordt u langzaam helemaal wakker. U heeft nog een infuus in uw arm. Via dit infuus krijgt u vocht toegediend. Het infuus is belangrijk, omdat u op de dag van de operatie maar heel weinig mag drinken. Als u weer goed wakker bent en uw polsslag en bloeddruk zijn goed, brengen we u terug naar de verpleegafdeling. Het is normaal dat u na de operatie wat pijn heeft.
U krijgt daarvoor pijnstillers. Vermindert de pijn niet, vertelt u dit dan aan een verpleegkundige. Zij kan uw arts vragen of er een ander medicijn voorgeschreven kan worden.

Revalidatie

Voor een goed herstel is het nauwkeurig volgen van het revalidatieprogramma net zo belangrijk als de operatie zelf. Om de hechtingen in het gewricht te beschermen, zijn de bewegingen de eerste vier weken beperkt. U mag uw arm alleen passief bewegen, met hulp van uw andere arm. De oefentherapie en de toegestane bewegingsuitslagen van de schouder worden na de operatie door uw behandelend orthopedisch chirurg met u besproken en kunt u ook terugvinden in ‘Oefenprogramma na uw schouderoperatie‘.

Mogelijke complicaties

Gelukkig treden na een stabilisatie van de schouder zelden complicaties op. Onderstaande complicaties kunnen voorkomen:

  • Het is soms moeilijk in te schatten hoeveel het gerekte kapsel moet worden ingekort. Iets te veel inkorten levert een te strakke schouder op, waardoor met behulp van fysiotherapeutische behandelingen de schouder weer wat losser gemaakt moet worden.
  • Iets te weinig inkorten levert een recidief van de instabiliteitsklachten op.
  • Een infectie is een vervelende complicatie. De kans hierop is erg klein, maar het kan ernstige gevolgen hebben voor het gewrichtskraakbeen.
  • Er kan een nabloeding optreden. Soms moet er dan een hechting worden geplaatst.
  • Er is een kans dat de zenuw beschadigd raakt, maar die kans is erg klein

In de volgende gevallen moet u contact opnemen met de behandelend arts:

  • Als de wond gaat lekken.
  • Als de wond dik wordt en/of meer pijn gaat doen.
  • Bij een pijnlijke of dikke arm.

Vragen?

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u die stellen aan uw behandelend arts. U kunt daartoe contact opnemen met de polikliniek Orthopedie, T 088 753 12 70.

Deze tekst is mede samengesteld aan de hand van informatie van de Nederlandse Vereniging voor Artroscopie.

Nadere informatie op orthopedisch gebied is te verkrijgen via internet, onder ander op de website www.zorgvoorbeweging.nl