Helpende woorden voor uw kind

bij bloedprikken of infuus

Helpende woorden voor uw kind

Een ingreep als bloedprikken of een infuus krijgen is voor uw kind niet leuk. Maar soms moet het wel gebeuren. Als ouder kunt u uw kind helpen. Op meerdere manieren. Zo verloopt de ingreep zo goed mogelijk, zonder pijn.

Uw kind voorbereiden

Het is belangrijk om uw kind voor te bereiden. Maar doe dat niet te lang van tevoren. Dan voelt uw kind langer spanning. Vertel uw kind stap voor stap wat er gaat gebeuren. Noem niet te veel details. Bedenk samen met uw kind wat hij of zij straks wil. Een paar voorbeelden:

  • Wil uw kind zelf zien hoe het bloed wordt afgenomen of het infuus wordt geplaatst?
  • Neemt uw kind een knuffel mee?
  • Wat helpt om minder spanning te voelen? Denk aan manieren om uw kind af te leiden.
  • Wil uw kind verdovingspleisters voor de behandeling?

Wordt bij uw kind bloed geprikt? Dan kunt u ook naar de video van Boris en Bever kijken.

Helpende woorden gebruiken

Woorden roepen beelden op in ons hoofd. En gevoelens. Daarom is het belangrijk hoe we iets zeggen. En welke woorden we kiezen. Positief taalgebruik helpt. Dat wil zeggen dat u helpende woorden kiest. Voor, tijdens en na de ingreep. Zo legt u de aandacht niet te veel op de vervelende dingen. Uw kind zal daardoor minder angst, stress en pijn voelen.

Wat goed is om te zeggen

  • ‘Je doet het heel goed, probeer maar rustig in en uit te ademen.’
  • ‘Ik blijf bij je, we gaan samen naar het boekje kijken.’
  • ‘Wat gebeurt er nou op het filmpje?’

Wat u beter niet kunt zeggen

  • ‘Nu komt de prik.’
  • ‘Je zult er niets van voelen.’
  • ‘Je bent al een grote jongen/meid, dus je hoeft niet te huilen.’

Na de ingreep

Gebruik ook helpende woorden als de ingreep klaar is. Benoem wat uw kind goed heeft gedaan. Bijvoorbeeld: ‘Wat heb je je arm goed stil gehouden. Daardoor ging het een stuk makkelijker!’ Benoem iets wat uw kind zelf heeft gedaan. Uw kind heeft dan het gevoel dat het invloed had. En dat helpt om minder spanning te voelen. Er is altijd iets goeds te benoemen. Ook als de ingreep lastig ging. Of als uw kind verdrietig was.

Eigen houding

Zorg dat u zelf rustig en ontspannen bent. U bent een soort spiegel voor uw kind. Die neemt een houding of emoties over. Uw kind voelt het als u zelf gespannen bent. De kans is groot dat hij of zij dan ook angstiger wordt.

Probeer een ontspannen houding aan te nemen en rustig te ademen en praten. Denkt u dat dat lastig wordt? Geef dit dan aan bij de arts, verpleegkundige of medisch pedagogisch zorgverlener.

Afleiding

De hersenen kunnen maar één ding tegelijk. Als uw kind met iets bezig is, heeft het minder last van angst of pijn. Probeer uw kind tijdens de ingreep af te leiden. De medisch pedagogisch zorgverlener kan u daarbij helpen. Ga zingen, een boekje lezen of een filmpje kijken. Of zorg dat de aandacht van uw kind naar iets anders gaat door een opdracht te geven. Bijvoorbeeld om iets geels in de kamer te zoeken. U kunt ook vragen stellen. Over sport, vakantie of televisie bijvoorbeeld. Sommige kinderen vinden een oefening om te ontspannen fijn. Of om samen rustig in en uit te ademen.

Belangrijk bij afleiden

  • Zorg voor rust en voorkom dat iedereen door elkaar praat. U kunt hier van tevoren afspraken over maken met de zorgverleners.
  • Niet alle kinderen vinden het fijn om afgeleid te worden tijdens een ingreep. Sommige kinderen willen hun aandacht wél bij de ingreep houden. Ze hebben dan een gevoel van controle. Het is goed om hier voor de ingreep samen met uw kind over na te denken.

Deze informatie gaat over kinderen. Maar eigenlijk is wat u hier leest fijn voor iedereen. Ook voor jongeren en volwassenen.

Contact