Baarmoederhalskanker

Baarmoederhalskanker

Bij baarmoederhalskanker groeit er een gezwel van kankercellen in uw baarmoederhals. Baarmoederhalskanker komt vooral voor bij vrouwen tussen 35 en 45 jaar. Het ontstaat vrijwel altijd door een besmetting met het HPV virus, het humaan papillomavirus. Kinderen kunnen vanaf 10 jaar gevaccineerd worden tegen het virus.

Klachten zijn donkerrode of bruine afscheiding of onverwacht bloedverlies. Het is een ernstige ziekte waar u aan kunt overlijden. Baarmoederhalskanker is goed te genezen als de ziekte op tijd wordt ontdekt. Met het bevolkingsonderzoek (uitstrijkje) kan baarmoederhalskanker voorkomen worden of vroeg ontdekt worden. Het is dan goed te genezen.

Wat is baarmoederhalskanker?

Bij baarmoederhalskanker groeit er een gezwel van kankercellen in uw baarmoederhals. Dit heet een tumor. De baarmoederhals is het smalle deel van de baarmoeder. Het zit onderaan de baarmoeder. Er kunnen cellen van de tumor ergens anders in het lichaam komen, meestal in de lymfeklieren onder in de buik (het bekken). Dit zijn uitzaaiingen. Soms komen er uitzaaiingen in andere delen van het lichaam. Zoals de longen, de lever of de botten. De oorzaak van baarmoederhalskanker is een virus (HPV).Elk jaar krijgen in Nederland ongeveer 900 vrouwen baarmoederhalskanker. De meeste vrouwen met baarmoederhalskanker zijn tussen de 35 en 45 jaar.

Wat merk ik van baarmoederhalskanker?

Vaak geeft baarmoederhalskanker geen klachten, zeker in het begin. Het wordt meestal ontdekt bij het uitstrijkje.

De klachten bij baarmoederhalskanker kunnen zijn:

Als baarmoederhalskanker pas laat ontdekt wordt, kan de tumor verder gegroeid zijn in de organen en weefsels vlakbij de baarmoederhals. Bijvoorbeeld in het laatste stukje van de dikke darm (endeldarm) of de blaas. Dan kunt u andere klachten krijgen, zoals:

  • pijn bij het plassen
  • vaak blaasontstekingen
  • bloed bij het plassen
  • bloed of slijm in uw poep
  • een zeurende pijn onder in de buik

Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?

Baarmoederhalskanker komt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV). Het virus zit in de slijmvliezen. Slijmvliezen zitten bijvoorbeeld bij de schaamlippen, in de vagina, baarmoedermond, mond en keel.

U kunt het virus krijgen via seks. Bijna iedereen (mannen en vrouwen) die seks heeft (gehad), krijgt het virus 1 keer of vaker. Dat is dus eigenlijk heel normaal.

Als u besmet bent met HPV, merkt u dat niet. Meestal maakt uw afweer het virus dood. Maar soms lukt dat niet. Het virus blijft dan jaren in en om de baarmoedermond zitten. Dan kunnen er cellen komen die er anders uitzien (voorstadium van baarmoederhalskanker). Zonder behandeling kunnen die cellen baarmoederhalskanker worden.

Hoe wordt onderzocht hoe ver baarmoederhalskanker is?

Als de gynaecoloog u heeft verteld dat u baarmoederhalskanker heeft, is meer onderzoek nodig om te bepalen welke behandeling voor u het beste is. De gynaecoloog onderzoekt:

  • hoe groot het gezwel is
  • of de kanker zit in de ophangbanden van de baarmoeder. Dit is weefsel waarmee de baarmoeder vastzit in de buik.
  • of u uitzaaiingen heeft in uw lymfklieren of ergens anders in uw lichaam

U krijgt meestal 1 of meer van de volgende onderzoeken:

  • een MRI
  • een biopt. De arts haalt met een klein tangetje een heel klein stukje weefsel van de baarmoederhals weg. Dit wordt onderzocht onder een microscoop.
  • een lisexcisie
  • een PET-CT-scan
  • bloedonderzoek. In uw bloed kan de gynaecoloog zien of u bloedarmoede heeft en hoe goed uw lever en nieren werken
  • onderzoek van uw vagina en baarmoederhals

Denkt de gynaecoloog dat u misschien bestraling kunt krijgen? Dan kan de gynaecoloog dit onderzoek samen doen met een arts die is gespecialiseerd in straling (radiotherapeut). Het onderzoek bestaat meestal uit:

  • onderzoek met een spreider. De gynaecoloog brengt een spreider in uw vagina. Zo kan de gynaecoloog uw baarmoedermond en vagina goed bekijken. De gynaecoloog kan zien hoe groot de tumor is en of de tumor in uw vagina is gegroeid.
  • onderzoek met 1 of 2 vingers in uw vagina. De andere hand legt de gynaecoloog op uw buik. Zo kan de gynaecoloog voelen hoe groot de tumor is. Ook kan de gynaecoloog voelen of de kanker in de ophangbanden van de baarmoeder zit. De arts kan ook met een vinger via de anus (poepgat) uw endeldarm voelen. Dit is het laatste stukje van de dikke darm.
  • een echo via de vagina. Dit is een onderzoek met geluidsgolven. De gynaecoloog brengt een echo-apparaatje met wat glijmiddel erop in uw vagina. Het echo-apparaatje is een soort staafje. Op een beeldscherm kan de gynaecoloog uw baarmoederhals, baarmoeder en eierstokken bekijken. De gynaecoloog kan meten hoe groot het gezwel is. Het onderzoek duurt ongeveer 5 tot 10 minuten.

Uitslag van onderzoek hoe ver de baarmoederhalskanker is

Na de onderzoeken hoort u van uw gynaecoloog hoe ver de ziekte bij u is. Gynaecologen gebruiken deze indeling:

Stadium 1: De kanker zit alleen in de baarmoederhals.

Stadium 2: De kankercellen zitten ook op 1 of meer plekken buiten de baarmoederhals:

  • 2a: in het bovenste deel van de vagina
  • 2b: in de ophangbanden van de baarmoeder en weefsels dichtbij de baarmoederhals

Stadium 3: Er zijn uitzaaiingen in de lymfeklieren in het bekken, of langs de grote lichaamsslagader. De kankercellen kunnen ook aan het begin van de vagina zitten (bij de opening). De tumor kan in de spieren en banden van de bekkenwand zitten.

Stadium 4: De tumor is verder gegroeid in het laatste stuk van de dikke darm (endeldarm) of in de blaas. Er kunnen ook uitzaaiingen zijn in de botten, de longen of in de lever. Misschien stuurt de gynaecoloog u door naar een ander ziekenhuis. De behandeling van baarmoederhalskanker gebeurt in een aantal gespecialiseerde ziekenhuizen.

Behandeling van baarmoederhalskanker

Welke behandeling mogelijk is, hangt onder andere af van hoe ver de ziekte bij u is.

Behandelingen als u misschien nog kunt genezen

  • in een vroeg stadium (stadium 1 en 2a):
    • een operatie
    • bestraling (soms ook na de operatie)
    • bestraling
    • chemotherapie

chemotherapie en doelgerichte therapiein een verder stadium (bij uitzaaiingen naar de lymfeklieren of een uitgebreide tumor):

  • chemotherapie en bestraling: dit heet chemoradiatie
  • bestraling en een warmtebehandeling (hyperthermie)

Behandelingen als genezing niet meer mogelijk is. Dit is zo bij uitzaaiingen naar de longen, botten of lever:

U beslist samen met de gynaecoloog welke behandeling het beste bij uw situatie past. Dat hangt bijvoorbeeld af van hoe groot de tumor is en of u uitzaaiingen heeft. Maar ook of u nog kinderen wilt en of u in de overgang bent geweest.